Als een mezenpaartje elkaar gevonden heeft, gaan het over tot inspectie van het terrein, op zoek naar een goede nestgelegenheid. Er komt nu een andere roep bij: tsjí tsju of wel: Miépie, Miépie!. (We nemen voor het gemak maar even aan dat moeder mees Miep heet.) Als we de geluiden van het koolmezenpaar goed in de gaten blijven houden, horen we later dat vader koolmees op een andere toon naar zijn vrouwtje roept als zij naderhand op haar eieren zit. Het klinkt dan veel zachter en vleiender: Miepie??. Vrouw koolmees reageert daarop met een zacht getsjilp. Zij weet nu dat hij in de buurt is en hij weet dat zij in de nestkast zit. Soms, als hij haar roept, verlaat ze even haar nestje met eitjes en gaat even met hem vliegen. Daarbij gedraagt ze zich als een jong vogeltje door bedelend met haar vleugels te trillen. Zo traint vrouw koolmees haar man vast voor het moment dat hij de jongen moet gaan voeren.
Voor het allemaal zover is, moet er echter eerst een geschikte nestplaats worden gevonden en de man beslist waar dat zal zijn. Al heel vroeg in het jaar zie je de mezen de nestkasten in de buurt inspecteren. Erin, eruit, om te kijken hoe het bevalt. Als de keuze vaststaat, gaat het vrouwtje regelmatig een poos in de kast zitten, ook al zijn er nog lang geen eitjes en is er zelfs nog niet eens een nest gebouwd. Pas na een paar weken begint het vrouwtje daarmee. Met veel mos wordt er een heerlijk zacht nestje gebouwd. Vader mees laat dat werk geheel aan zijn vrouw over, hij brengt haar wel regelmatig een rupsje. Als ze eenmaal met de nestbouw is begonnen, blijft ze er ’s nachts ook slapen. Alleen. Tegen de tijd dat het vrouwtje klaar is om eieren te gaan produceren, maakt ze dat duidelijk door met trillende vleugeltjes om het mannetje heen te dartelen. Daarop vindt de paring plaats en worden de eitjes in het vogellichaam bevrucht.
Nu is het wonderbaarlijke dat de ontwikkeling van de eitjes tijdelijk stagneert als de weersomstandigheden verslechteren. Want als het te koud blijft, komen er ook geen rupsjes die nodig zijn om de jongen groot te brengen. Uiteindelijk gaat het vrouwtje een stuk of tien eitjes leggen, elke dag een. Zolang niet alle eitjes zijn gelegd, maakt het vrouwtje tijdens de overnachtingen in het nest, een isolerende laag van donsveertjes tussen haar en de al gelegde eitjes, zodat die niet door haar lichaamswarmte bebroed kunnen worden. Ze begint pas te broeden als alle eitjes gelegd zijn, zodat de meesjes ook tegelijkertijd kunnen uitvliegen. Zijn de eitjes eenmaal uitgebroed dan mag vader koolmees komen helpen met het zoeken van prooi. Eerst moet hij dat alleen doen want de jongen hebben nog geen veertjes en zouden te veel afkoelen als het vrouwtje van het nest gaat. Als de jongen wat groter zijn geworden, gaan pa en ma samen voor het eten zorgen. Onderzoek heeft aan het licht gebracht dat, tegen de tijd dat de jongen uitvliegen, vader koolmees naar schatting 3000 km heeft gevlogen en er door beide vogels zo’n 15000 rupsen werden aangevoerd!
Van de jonge koolmeesjes die uitvliegen, gaan de meeste al snel dood. Ze worden buitgemaakt door katten, eksters, kraaien en roofvogels, of sterven door koude en andere zaken. Maar daarom worden er ook zoveel geboren. Als elk paar koolmezen zich weet te vervangen is het voortbestaan verzekerd!
2 opmerkingen:
Leerzaam, wij hebben net een mezenkastje met in en uitvliegende ouders en piepende geluidjes. Met dit verhaal weten we wat meer...
Leerzaam stukje. Vooral het nabootsen van de geluiden :-)
Een reactie posten