Sprinkhanen zijn te vinden aan bosranden, op heidevelden, in bermen, braakliggende terreinen, overal waar het warm, zonnig en droog is. Tenminste, dat geldt voor de meeste soorten, slechts een enkele soort prefereert vochtige plaatsen. Die warmtebehoefte verklaart ook dat er meer sprinkhanen voorkomen in zuidelijker landen. In weilanden zullen we nooit sprinkhanen horen. Daar is de biotoop domweg niet geschikt. De intensieve bemesting zorgt ervoor dat er een heel dikke grasmat groeit en waar de begroeiing dicht is, kan de zon niet meer komen. Dat maakt de bodem te kil en de sprinkhaneneitjes die in of op de grond worden gelegd kunnen zich er niet goed ontwikkelen.
Behalve met hun gehoor vangen de sprinkhanen ook nog via de bodem allerlei signalen en op die met de tastharen en de pootgewrichten worden opgevangen. In het voorjaar kunnen we de jonge sprinkhanen aantreffen op planten. Zij zijn voortgekomen uit de eitjes die het jaar ervoor in de grond gelegd werden. De jonkies kunnen nog niet vliegen. Pas in juli, augustus en september zijn ze volwassen en kunnen we hun voor de zomer zo kenmerkende "liedjes" horen. Sprinkhanen variƫren per soort in kleur en afmetingen. De achterpoten zijn krachtig en worden gebruikt om te springen. Het insect trekt daartoe de enorme spierbundels aan en hup, daar gaat ie. De sprieten worden gebruikt om de omgeving te betasten bij het vinden van voedsel.
Een reus onder de sprinkhanen is de Sabelsprinkhaan en wie hem ooit eens argeloos in de hand pakte zal vast bemerkt hebben dat hij tot bloedens toe kan bijten. Vrouwtjes hebben een sabelvormige legboor waarmee de eitjes in de grond worden gelegd. Na deze nuttige taak sterft het dier en dat verklaart weer waarom we nooit volwassen exemplaren in de lente aantreffen.
Augustus 2016
Eerder verschenen in 2005 in een krantenrubriek "Natuur in de Kijker".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten