Al een week lang zit ie in de krentenboom tegenover ons slaapkamerraam in de vroege morgen uitbundig te zingen. Nou ja, zingen…, hij kraakt en piept, kreunt en kermt, fluit, schalt en imiteert. De ene keer doet hij een buizerd na, dan weer een schaap of een koe, het is er kennelijk een die zich het vorig jaar in de buurt van weilanden ophield. Geen beter imitator dan de spreeuw!
Aanvankelijk moest hij het doen met wat voorradig was: hij plukte hier een verdord blaadje uit de boom, daar pikte hij wat verdroogd varenblad en vloog daarmee naar de hoek van ons dak. Onder de pannen was hij een nest aan het voorbereiden. De hormonen gieren door zijn lijfje en terwijl hij zingt en roept, fladderen de vleugeltjes van pure levenslust almaar op een neer.
In de zon ziet hij er prachtig uit in zijn feestkledij, hij is klaar voor de bruiloft, nu alleen nog een vrouw! Op zijn zwarte veren heeft hij nu chocoladekleurige lentespikkels, de vleugels hebben een randje van jadegroene veertjes, gecompleteerd door veren met lichtbruin golvende strepen. In de zon lijken de kleuren wel metaalachtig, schitterend!
Hij heeft een huis in de aanbieding en dat laat ie weten ook. De aanhouder wint…., na twee weken heeft hij een vrouw weten te strikken; nu is zijn geluk compleet. Met enorm geweld deed dit jaar de lente haar intrede. Overmoedig ontvouwden de bomen hun bloesems. De krentenboom raakte vol witte bloempjes die na een week alweer door de wind werden afgerukt. Toen begon de prunus te kleuren. Hier had vader spreeuw op gewacht en driftig rukte hij de bloesem van de takken om die naar het nest te brengen. Misschien vond zijn wederhelft het wel mooi zo, al dat roze voor de babykamer. Toen werd het een poosje stil; de eitjes moesten worden gelegd.
Steeds luider klinkt er een nu schril geluid ter hoogte van de dakgoot, de spreeuwtjes zijn alweer een dag of wat oud. De jonkies mogen zich gelukkig prijzen want zij zijn beter af dan de jonge vogeltjes in open nestjes. De regen en de hagel striemden beurtelings hun lijfjes en er zal vast menig nest verloren gaan zijn in deze woeste, winderige en natte voorjaarsweken.
De spreeuwen hebben het nu reuze druk en vliegen af en aan. De uitwerpselen van de jonge vogels worden door pa en ma netjes – in vliesjes verpakt - aangenomen en weggebracht, zodat er in de buurt van het nest geen sporen te zien zijn waar vijanden op af kunnen komen. Waar ons spreeuwenstel vandaan komt, is niet te zeggen. In koude winters komen ze uit het verre noorden naar ons toe om de winter door te brengen en onze spreeuwen zakken dan wat zuidwaarts. Hun verenkleed ziet er dan anders uit, maar ook al even opzichtig. Het zit dan vol witte vlekjes, bij haar zijn ze wat kleiner en het zijn er ook meer.
De tweede week van mei hoor en zie ik opeens de bonte vliegenvanger in onze tuin. Net gearriveerd uit Afrika! Je houdt het toch niet voor mogelijk, zo’n klein vogeltje van maar 12 gram dat zo’n lange reis kan volbrengen om hier even jongen groot te brengen. De bonte vliegenvanger moet altijd naarstig op zoek naar nestruimte want alle nestkasten zijn inmiddels al bezet. Maar in onze tuin treft hij het: wij houden altijd een kastje vrij voor dit alleraardigste vogeltje. Of hij het zal accepteren is de vraag, hij moet nog een week wachten voor het vrouwtje hier arriveert. Vanwege de vroege lente, mist hij nu de rupsenpiek. En rupsen zijn het broodnodige voedsel voor de jongen.
Het is volop lente, het leeft, het zingt, het broedt overal. Het regende, plensde, hagel striemde de kakelverse bladeren en bloemen, nachtvorst dreigde, maar het ritme van de seizoenen is niet te stoppen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten