We gaan vandaag een herfsttafereel maken: we zoeken eikels en mooie bladeren, nemen een paar paddestoelen mee, wat plukken mos en een paar bessen. Dat wordt thuis geschikt tot een “herfsttafereel”. Terwijl ik hem in simpele bewoordingen vertel hoe het komt dat de blaadjes van die mooie kleuren hebben, zegt hij: “je vindt het leuk hè, om die dingen aan mij te vertellen”. Dat bevestig ik: “ik wil zo graag dat jij ook van de natuur gaat houden”.
“Dat doe ik al hoor”, zegt hij geruststellend, “ik hou ook van de vogels en de blaadjes en de paddestoelen” Terwijl hij zijn warme, kleine knuistje in de mijne steekt, vraagt hij: “hou je van àlles in de natuur?”. “Ja, eigenlijk wel”, antwoord ik, “ik vind het eigenlijk altijd heerlijk om in de natuur te zijn”.
Fluitend loopt hij naast me, wat betekent dat hij het naar zijn zin heeft.
Hij loopt altijd met stokken te sjouwen en wil die het liefst ook mee naar huis nemen. Als hij er weer een mee loopt te zeulen, stel ik voor om die in de tuin te zetten met een vogelvoederkastje eraan. Dat lijkt hem een prima idee. Thuis prikken we de stok in de grond en zoeken in de garage naar een geschikt object om er aan te hangen. Er ligt nog een silo-achtig geval dat voor dit doel geknipt is, en we bevestigen dat aan de stok. Nu moet er nog voer in, op dus naar de dierenwinkel waar hij helemaal vertederd wordt door jonge konijntjes die er te koop worden aangeboden. Zo’n knuffeldiertje zou hij wel graag willen hebben. “Denk je dat zo’n konijntje het leuk vindt om alle dagen maar in zo’n akelig klein hokje te moeten zitten terwijl de konijntjes in het bos lekker mogen rondhollen en spelen”, vraag ik. Dat lijkt hem wel zielig maar het blijft aanlokkelijk, die kleine zachte pluizenbollen.
Thuis vullen we de silo met zonnepitten en in het voederhuisje, dat we nu ook maar weer neerzetten, doen we insectenvoer en gemengde zaden. Alhoewel het nog wat vroeg is om de vogels te gaan voeren, is het ’s nachts opeens toch flink kouder geworden. De eerste nachtvorst is geweest en het blad begint te vallen. Het is verbazend hoe snel de vogels de restaurantjes vinden. Vooral de volgende dag is het een komen en gaan van allerlei soorten. Kool- en pimpelmezen, heggenmusjes en vinken, roodborst en merel, en ook boomklevers. Hij lacht zich tranen als hij ziet hoe de boomklevers met hun snavels het voer naar links en rechts uit het huisje mikken alvorens ze een zaadje naar hun zin te pakken hebben. Het lijkt hem wel wat om ook zo eens aan tafel te zitten als er doperwten of macaroni op zijn bord liggen, hij krijgt de hik van het lachen. De boomklever blijkt een dominant vogeltje. Hij jaagt met schijnuitvallen alle andere vogels weg. “Zie je wel dat je helemaal niet hoeft te vechten om toch de baas te zijn”. zeg ik tegen hem. “Een grote mond en stoer gedrag is ook vaak genoeg”. Dat zet hem aan het denken, hij houdt niet van vechten en laat zich snel imponeren door andere kinderen.
‘s Middags drinken we thee en opeens vraagt hij aan zijn opa of die weet waarom de blaadjes van die mooie herfstkleuren hebben. Opa heeft daar geen kaas van gegeten! Tot mijn verbazing vertelt het kind over bladgroen dat de boom weer terugneemt en bewaart voor de nieuwe blaadjes in de volgende lente. Het is ongelooflijk hoe snel kinderen leren en het steekt pijnlijk af bij het geheugen van oma en opa dat af en toe wel op een gatenkaas begint te lijken. We gaan proberen de vogels te benoemen. De boomklever kent hij zo, net als de ekster: “het lijkt wel of die een zwart jasje aanheeft”. De roodborst vormt ook geen probleem maar de heggenmus en de vink moeten goed geoefend worden. De mezen haalt hij ook steeds door elkaar maar aan het eind van de middag kent hij een paar soorten feilloos bij naam. Oma trots!
Als we aan het eind van het weekend, als het al donker is, naar de auto lopen om hem weer naar zijn vader en moeder te brengen, vraagt hij: “weet je oma, dat de aarde eigenlijk een bol is?” Ik zeg dat ik dat wel eens gehoord heb, maar het niet zo goed meer weet. “Die bol”, zegt hij, “draait rond maar je kunt er niet vanaf vallen, dat komt doordat ie magnetisch is. Ik weet alleen niet of we nu aan de zijkant lopen of aan de onderkant…”. Oma vindt het heerlijk om naar dat gekwebbel te luisteren.
Als hij thuis is afgeleverd, ben ik blij dat het er weer opzit, want je komt aan je eigen zaken niet toe met zo’n jochie om je heen, hij houdt je voortdurend bezig. Tegelijkertijd geeft het ook meteen weer een beetje gevoel van gemis en tijdens de rit naar huis zit ik al weer iets leuks te bedenken voor de volgende keer dat hij komt. Iets met herfstblaadjes en een spatraampje of zo…
Winter 2001
Geen opmerkingen:
Een reactie posten