Zomers veldorkest

Wel eens gehoord van Zoemer, Krasser, Schavertje of Ratelaar? Het zijn de namen van verschillende sprinkhaansoorten. De insecten zijn nu volop te horen en zijn voor menigeen onlosmakelijk verbonden met de warme zonnige dagen in de zomer. Ook in het voorjaar waren ze er al maar toen produceerden ze nog geen geluid. Wie nog niet aan voortplanting kan doen, hoeft zich in de dierenwereld ook niet te laten horen.



 Sprinkhanen zijn te vinden aan bosranden, op heidevelden, in bermen, braakliggende terreinen, overal waar het warm, zonnig en droog is. Tenminste, dat geldt voor de meeste soorten, slechts een enkele soort prefereert vochtige plaatsen. Die warmtebehoefte verklaart ook dat er meer sprinkhanen voorkomen in zuidelijker landen. In weilanden zullen we nooit sprinkhanen horen. Daar is de biotoop domweg niet geschikt. De intensieve bemesting zorgt ervoor dat er een heel dikke grasmat groeit en waar de begroeiing dicht is, kan de zon niet meer komen. Dat maakt de bodem te kil en de sprinkhaneneitjes die in of op de grond worden gelegd kunnen zich er niet goed ontwikkelen.


 Elke sprinkhanensoort brengt zijn eigen geluid voort. Het tsjirpen of striduleren ontstaat doordat een rij chitinetandjes over een chitinerand (de kam) worden gestreken. Het muziekinstrument van sprinkhanen bevindt zich niet bij alle soorten op dezelfde plek. De Veldsprinkhaan strijkt zijn dij langs de vleugelkam, de Sabelsprinkhaan gebruikt uitsluitend de vleugels. Doordat bij de verschillende soorten de afstand van de tandjes net even iets verschilt, net als de plek waar ze zich bevinden, of de snelheid waarmee er langs wordt gestreken, kan elke soort een eigen geluid produceren. Het strijken van de vleugels gaat zo snel dat we het met onze ogen niet kunnen waarnemen. De vleugels dienen als klankkast zodat het geheel qua werking wel wat doet denken aan een viool en een strijkstok. Als al die sprinkhanen in het veld aan het tsjirpen gaan, ontstaat het bekende zomerse veldorkest. Wat heeft al dat getsjirp nu voor doel? Natuurlijk, er moeten vrouwtjes gelokt worden. De "oren" van sprinkhanen liggen ook al op een voor ons vreemde plaats, namelijk in de scheen van de voorpoten of in het voorste gedeelte van het achterlijf, afhankelijk van de soort. Het blijken uiterst effectieve trommelvliezen.


 Behalve met hun gehoor vangen de sprinkhanen ook nog via de bodem allerlei signalen en op die met de tastharen en de pootgewrichten worden opgevangen. In het voorjaar kunnen we de jonge sprinkhanen aantreffen op planten. Zij zijn voortgekomen uit de eitjes die het jaar ervoor in de grond gelegd werden. De jonkies kunnen nog niet vliegen. Pas in juli, augustus en september zijn ze volwassen en kunnen we hun voor de zomer zo kenmerkende "liedjes" horen. Sprinkhanen variĆ«ren per soort in kleur en afmetingen. De achterpoten zijn krachtig en worden gebruikt om te springen. Het insect trekt daartoe de enorme spierbundels aan en hup, daar gaat ie. De sprieten worden gebruikt om de omgeving te betasten bij het vinden van voedsel.
Een reus onder de sprinkhanen is de Sabelsprinkhaan en wie hem ooit eens argeloos in de hand pakte zal vast bemerkt hebben dat hij tot bloedens toe kan bijten. Vrouwtjes hebben een sabelvormige legboor waarmee de eitjes in de grond worden gelegd. Na deze nuttige taak sterft het dier en dat verklaart weer waarom we nooit volwassen exemplaren in de lente aantreffen.

Augustus 2016
Eerder verschenen in 2005 in een krantenrubriek "Natuur in de Kijker".

Geen opmerkingen:

Een reactie posten