In de loop van augustus beginnen de modewinkels al vol te geraken met de collectie voor de komende seizoenen. De zomermode ligt in de uitverkoop. Hoewel het nog vaak prachtig weer is en de zomer nog niet ten einde, wordt uit praktische overwegingen toch al vooruit gekeken naar herfst en winter.
Zo ook bij de vogels. Zij verwisselen hun zomerpak voor een aangepaste versie. Versleten staart- en vleugelveren worden afgedankt en in augustus kun je dat vooral bij de merels goed zien. Nog bezig hun laatste jongen groot te brengen, zien ze er vaak volkomen verslonst en versleten uit. Het kan zijn dat een nieuw verenpak nodig is om de trektocht naar het winterverblijf te kunnen volbrengen of gewoon omdat het oude pak totaal op is. Tijdens het vliegen, het verblijf in bomen en struiken, en het broeden niet te vergeten, slijten de veren langzaam maar zeker af. Hoe goed de vogel zijn pak ook verzorgt met vet uit de stuitklier, er komt onherroepelijk een moment dat er geruid moet worden. Bijna alle vogels doen dat minstens eenmaal per jaar. Sommige hebben een extra rui, als in de paartijd pronkveren moeten worden aangeschaft.
Neem een vinkenman, hij ziet er in de lente fraaier en uitbundiger uit dan in de winter en met die kleurige veertjes probeert hij een vrouwtje in te palmen. Voor de “echte” rui is natuurlijk de nazomer de beste periode. Bij kleine vogels die op een bepaald moment op trektocht gaan, duurt de rui een week of vijf. Standvogels en/of grotere soorten hebben wat meer tijd, heel grote vogels ruien zo geleidelijk dat het nauwelijks opvalt. Een zwartkop, die een lange trektocht voor de boeg heeft, ruit in één maand tijds, de barmsijs die wat minder ver gaat, doet er een dag of vijftig over en spreeuwen nemen er een paar maanden voor. De meeste tijd wordt in beslag genomen door de vervanging van de slagpennen, de grootste veren. De vervanging hiervan gaat geleidelijk, zodat de vogel er niet al te veel last van heeft. Hierna worden de rompveren vervangen. De slagpennen vallen, net als de staartpennen, symmetrisch uit, hetgeen de balans tijdens het vliegen ten goede komt. In de plaats van zo’n uitgevallen slagpen, komt al snel een nieuw exemplaar. Elke veer heeft zijn eigen bloedvat (net zoals elke haar een eigen haarzakje heeft) dat wordt afgesloten zodra de veer zijn uiteindelijke lengte heeft bereikt. Vogels zijn in deze periode tamelijk kwetsbaar. Ze kunnen niet zo goed vliegen met een half verenpak en leiden in deze tijd een ietwat teruggetrokken en zwijgend bestaan. Ook moeten ze extra waakzaam zijn want bij gevaar zijn ze tijdelijk minder snel.
Als het ruiproces achter de rug is, is de vogel weer zo goed als nieuw! Met zijn nieuwe verenpak kan hij regen en koud in de komende seizoenen weerstaan. Dicht op de vogelhuid zijn de veertjes zacht en donzig. Ze houden lucht vast en isoleren. Daaroverheen ligt een laag zachte dekveren die elkaar overlappen als pannen op een dak. In de winter, als het flink koud is, kun je goed zien dat een vogel door “bol te gaan zitten” optimaal gebruik maakt van dit isolerend vermogen, zoals wij doen bij het opschudden en weer luchtig maken van een dekbed. De vliegveren vormen een stevig vleugeloppervlak en stellen veren kunnen los van elkaar bewogen worden, (denkt maar aan de vleugel van een vliegtuig).
Een vogel: wonder van techniek!
1 opmerking:
Je hebt het weer prachtig verwoord Tineke, wat zit de natuur toch goed in elkaar. De vogel zien er nu veelal "rabberig" uit, maar nog even en ze zijn weer op hun mooist.
groet Wil
Een reactie posten